Wat betekent Von Neumann-architectuur?
De Von Neumann-architectuur, ontwikkeld door de fysicus en wiskundige John von Neumann (1903-1957), vormt het theoretische fundament voor bijna alle hedendaagse computers. Deze architectuur, waarbij programma’s worden opgeslagen in het geheugen van de computer, bestaat uit een centrale processor met een rekenkundige/logische eenheid en een besturingseenheid, een geheugenmodule, massaopslag en input/output-mogelijkheden.
Techopedia legt de architectuur van Von Neumann uit
John von Neumann, een gerenommeerd natuurkundige en wiskundige, introduceerde deze machine in 1945. Hij bouwde voort op het werk van Alan Turing. Zijn ontwerp werd gepubliceerd in een document genaamd “First Draft of a Report on the EDVAC”.
Dit rapport introduceerde de eerste computer met opgeslagen programma’s. Eerdere computers, zoals de ENIAC, waren vast bedraad om slechts één specifieke taak uit te voeren. Voor een nieuwe taak moest de computer fysiek opnieuw worden bedraad, een tijdrovend proces. Met de introductie van opgeslagen programma’s werd het mogelijk een veelzijdige computer te bouwen die verschillende programma’s kon uitvoeren.
De Von Neumann-architectuur bestaat uit:
- Een centrale processor, inclusief een besturingseenheid en een rekenkundige/logische eenheid
- Een geheugeneenheid
- Massaopslag
- Invoer- en uitvoerapparatuur
Deze architectuur ligt ten grondslag aan modern computergebruik. Een ander model, de Harvard-architectuur, maakte gebruik van aparte kanalen voor het lezen en schrijven van data naar het geheugen. De Von Neumann-architectuur bleek echter eenvoudiger te implementeren in de praktijk, waardoor deze de voorkeur kreeg.